(18-04-2002) Zoals iedere ochtend zou vanmorgen om kwart voor zeven de wekker me uit mijn slaap gerukt hebben als ik hem niet voor was geweest. Uitgeslapen (!) en dat met een mooie ochtendzon die al vrolijk naar binnen schijnt. Wat wil een mens nog meer om zijn bed uit te komen. Pelle & Wittewôa ontvangen de op huis aankomende katten met enthousiast geblaf. Hun nachtwerk zit erop. Straks de overgebleven gaatjes met kattenbrokjes vullen en dan naar binnen en slapen!
Hop bed uit, trap af, ontbijten en met de honden op pad. Zoals iedere ochtend gaat het in looppas richting hun poepplek. Voor de afwisseling halen ze vandaag beide de plek zonder onderweg al toe te geven aan hun aandrang. Alles wijst er op dat het een voorspoedige dag gaat worden. De honden beginnen al dollend aan de ochtendronde over ons terrein. Eerst de dijk af, dan het bos in, een rondje buren en dan langs onze huisjes terug naar het uitgangspunt.
Halverwege de dijk schieten hun koppen ineens in de lucht en na een korte analyse van de reuk spurten beide honden volgas vooruit. Weer te laat met de correctie, maar desondanks toch maar "Foei", "niet doen" en "hier" achter hen aan geroepen. Zinloos want hoewel ze zeker (nog) niet buiten gehoorsafstand zullen zijn, zie ik ze niet meer en weet ik ook niet precies waar ze heen zijn behalve dat ze het riviertje overgestoken zijn en op het terrein van buurman Pécout vertoeven. Een kleine smet op deze verder prachtige dag.
In deze situatie zit er weinig anders op dan te wachten en af en toe nog eens te roepen. Een stuk boomstam opgezocht en gaan zitten. Een nadeel van deze jagende niet-jachthonden is dat ze absoluut niet blaffen als ze ergens achter aan zitten. Je heb dus werkelijk geen idee waar ze uithangen. Een rondje meer, een wandeling van 20 minuten doen zij in een paar minuten, dus ga d'r maar aan staan als zo vol op dreef zijn. Na een halfuur, of misschien wat minder want wachten lijkt al snel lang, en een aantal keer roepen waren er nog steeds geen honden.... Wat nu?
Deze keer maar niet langer geaarzeld en de beek overgestoken. Misschien pedagogisch fout, maar ik wil wel eens weten wat zo interessant is op het terrein van Pécout. Een beetje op goed geluk een weg gebaand in de richting waarin ik de beesten had zien verdwijnen. Het is geen stuk waar veel mensen lopen of paden zijn gemaakt, waardoor ik dwars door struiken en bramen, over omgevallen bomen heen of er onderdoor moet. Eigenlijk gekkenwerk en net toen ik me daarvan begon te overtuigen, struikelde ik bijna over de beesten.
Niks geen honderden meters ver weg achter herten aan, maar netjes zittend de een met de kop iets naar rechts gekanteld en de ander precies andersom in vervoering kijkend naar een bizar tafereeltje. Aan de voet van een enorme eik, die het geweld van de storm van december 1999 wonderwel heeft doorstaan, krioelt het van kleine mannekes in rode kleren. Ik moet ineens denken aan die toestand met de ragondin-val. Ik was het haast vergeten. Shit, stil zijn voordat ze weer alle kanten op in het struikgewas verdwijnen.
Kleine, nauwelijk 15 centimeter lange mannentjes en vrouwtjes zijn druk in de weer met het fileren van een kaper van formaat. Zo, zo, kleine stropers! In hoog tempo wordt de vis in plakken ter grootte van een visstick opgedeeld. Wat een perfekte organisatie! In de paar minuten die ik daar vol verbazing zat te kijken verdween het eetbaar deel van de vis ergens achter de boom. Wat restte was het karkas met kop en dat werd door meerdere van die kleine kereltjes in de richting van Pelle en Wittewôa gerold.... Nu snap ik hun plotse interesse in het terrein van de buren.
Ik bleef nog even zitten tot ook het laatste stukje rood verdwenen was en de honden de restanten van de vis broederlijk hadden verorberd. Zonder probleem liepen ze mee terug en hebben wij de ochtendronde verder afgemaakt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten