(18-05-2001) Na de hondententoonstelling, de boeken die we al twee jaar doorbladeren, het bezoek aan het dierenasiel, de rassen die we tegen elkaar hebben afgewogen, is eindelijk de kogel door de kerk: over een week of zo lopen twee Beaucerons op ons domein. Een hond uit de categorie herder- en waakhond. Van oorsprong een boerderijhond. Dus gewend om huis en haard te verdedigen en het vee bijeen te houden. Volgens de ‘hondenencyclopedie' zijn ze: schrander, oplettend, actief, intelligent en soms eigenwijs en gehecht aan de baas en diens gezin; hij heeft een groot uithoudingsvermogen en is zeer waaks. Dat laatste mag dan waarschijnlijk wat minder, maar om het waakse was het ons wel te doen.
Na de Labrador, Leonberger en Hovawart, om een paar zijstraten te noemen, zijn we dus bij een oer-franse hond terecht
gekomen. Kees, onze Nederlandse melkveehouder en kaasboer had op een gegeven ogenblik een nest met jonge honden en wij wilden wel gaan kijken, want we waren tenslotte op zoek. We hadden het idee dat het allemaal niet zo'n vaart zou lopen, zodat alle hondjes al vergeven waren op het moment dat we eens gingen buurten met het idee de jonge honden te gaan bekijken. Jammer, maar het zien van de hondjes heeft het proces wel in een stroomversnelling gebracht. Yoland ging gelijk voor de bijl en kon feitelijk niet meer wachten op het moment dat een aantal hondjes over ons terrein zouden dartelen.
De jonkies van Kees waren Beaucerons en het type hond sprak ons wel aan. Het kortharige was een pluspunt, volgens Kees konden ze wel tegen een stootje en dat eigenwijze kan tegenvallen maar heeft ook wel wat. We zochten tenslotte geen schoothondjes. Dus de advertentieblaadjes in de gaten gehouden en direct gereageerd toen weer ergens een nest in de aanbieding was.
Elf stuks en dat als eerste worp. De beste man -en misschien de moeder ook wel- wilde snel een aantal kwijt. Moeders was veel fijner gebouwd dan die bij Kees. De vader was volgens de verhalen echter een stevige jongeling. Het was snel duidelijk dat we die dag met lege handen zouden vertrekken, maar niet zonder een tweetal beestjes gereserveerd te hebben. Ter plekke moesten we bedenken of we mannetjes en/of vrouwtjes wilden en aansluitend de uitverkorenen kiezen. Het werden twee mannetjes: een haantje de voorste en een wat verlegener typje.
Ruim anderhalve week later was hun kennel en hun hok klaar en zijn we onze Pelle (het haantje) en Wittewaô gaan op halen. De namen stonden eigenlijk al jaren vast. Yoland had het maar steeds over een Scandinavische jeugdserie met een klein jochie en een hele grote witte hond. Die hond heette Pelle en het jochie sprak steeds met het beest en begon dan met ‘Pelle, witte waô ....'. Vast Scandinavisch voor ‘Pelle moet je eens luisteren...'.
Yoland achter het stuur en ik op de achterbank met twee van die wurmen op schoot. Helemaal bedeesd, maar eenmaal buiten waren het twee kleine, drukke baasjes. De eerste maaltijd schrokten ze naar binnen alsof ze in dagen geen voldoende voedsel hadden gehad. Hun buikjes stonden zo wat op springen en de pootjes konden de plotse gewichtstoename maar met moeite aan. Langzaam aan zullen ze wennen en beseffen dat ze in een soort hondenparadijs terecht zijn gekomen. En hopelijk werkt dat in ons, of beter Yoland's voordeel voor wat de opvoeding betreft.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten