vrijdag 21 oktober 2011

Vies

 Afgelopen dagen was het weer tijd om de kelder in te duiken voor een digesterend drankje. Ik heb dan de keuze tussen pruimensap of druivensap. Beide glashelder en van water niet te onderscheiden, tenminste als je door de fles heen kunt kijken. Jaren opslag aan de Utrechtse werven en nog eens dik tien jaar weggestopt in Franse kelders laat flessen heeel onaantrekkelijk uitzien. Maar dat is slechts uiterlijk vertoon, de buitenkant en meer niet. Het goddelijke vocht heeft bovendien een kantje waar geen vuil, bacterie of groter schepsel tegen op kan: alcohol! En niet die lullige commerciële 40-standaardwaarde, nee gewoon wat de natuur (Ahum!) toestaat. Niet minder dan dubbel vijf en vaak een tel of tien meer.

 Ook voor mezelf veeg ik pro forma het ergste vuil van dop en hals, maar ik zou het ook drinken, als bij het uitschenken meerdere dode vliegen in mijn glas zouden belanden. Dat doet me denken aan een van de eerste keren, dat we op bezoek waren bij de familie-roots van mijn vader. In wat tegenwoordig Slovenië heet, ligt een dorpje met de naam Raka en niet ver daar vandaan ligt een gehucht, dat luistert naar de naam Zabukovje. Op die godvergeten plek stond (en staat!) het geboortehuis van mijn grootvader van vaders kant, die ik nooit gekend heb, niet in de laatste plaats, omdat hij al voor de IIe WO het heden voor het hiernamaals had verwisseld. Het huis (die hut?) stond er dus de tijd te verduren en geloof me, de tijd kon daar niet weg en stond al decennia stil. Het was een bouwsel van hout en leem en links en rechts een steen. Binnen werd het grootste deel van de ruimte in beslag genomen door de keuken, gitzwart door de aanslag van de rook uit de houtgestookte oven, die ook dienst deed als kookplek.

 Zoals we in de navolgende jaren steeds weer aan den lijve zouden ondervinden, betekende gastvrijheid hier eten èn drinken en al hadden ze normaal gesproken maar een droge korst brood om aan te knabbelen op momenten als deze werden de reserves geplunderd, kippen geslacht, vaten aangeslagen en slivoka, het goud van de toenmalige zwarte economie te voorschijn getoverd.

 De maaltijd in het geboortehuis begon met een bord soep, een gerecht waar je mijn moeder nog steeds voor kunt wekken. Maar behalve dat de soep ruim bedekt was met een laag glanzend vet dreven er een berg roetdeeltjes in en bij mijn moeder hoogst persoonlijk landde een vlieg in haar bord op het moment dat ze de eerste lepel naar haar mond wilde brengen. De tante van mijn vader, krom oud en op een tand na gebitsloos wipte alert met haar vingers de vlieg uit de soep en zei iets Duits in de trant van dat de soep te warm was om te zwemmen ..... Het gezicht waarmee mijn moeder haar bord leeg heeft gegeten (dat moest, dat hebben we geleerd!!) was goudwaard en ben ik nooit vergeten.

 Kortom: Weg met die smetvrees en hygiëne-tic! Wij zijn het deel van de mensheid wat pest en andere plagen overleeft heeft. Ik ga niet zeuren over een vuiltje meer of minder. Wil je je tegenstanders definief onschadelijk maken? Omarm ze, knuffel ze dood en probeer ze vooral niet te verjagen, daag ze niet uit en maak ze niet slimmer, sterker en onvoorspelbaarder dan ze al zijn.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten